De meeuw
Ik heb vandaag een oude meeuw gesproken.
Hij zat hier buiten het kozijn, alleen.
Hij praatte Hollands, enigszins gebroken
en met een Deens accent. Hij was een Deen.
Ik zei natuurlijk dat ik hem benijdde.
Zo vrij te zijn – te zweven door de lucht
langs al die zeeën, overal dat wijde!
Der meeuwen vlucht, zei ik, der meeuwen vlucht
is iets dat wij toch nooit zullen bereiken.
Uw leven is niet zo beperkt en nauw.
Hij zei: daar moet u zich niet op verkijken.
't Is allemaal zo relatief mevrouw.
Het blijft toch immers sappelen om je broodje.
Net als bij u nietwaar. Daar gaat het om.
En wat is 't resultaat? Je legt het loodje.
Ben ik gelukkiger dan u? Ach kom!
Maar, zei ik, u bent zwierig en bevallig!
Ja nou! zei hij, bevallig als de pest!
Wat koop ik dáárvoor? En hij zei zwartgallig:
let op, we worden allemaal geflest!
Ik vond zijn visie tamelijk benepen,
maar ja, 't was ook geen intellectueel,
dat had ik ook wel uit zijn toon begrepen.
En hij was Deen. Die zeggen niet zo veel.
Ik heb hem maar een korstje kaas gegeven.
Hij zei: Ziezo, we waren het weer eens…
Tja, zei ik, lieve vriend, zo is het leven
en hij zei: tak, dat is bedankt in 't Deens.
Toen vloog hij verder na die laatste woorden,
heel snel en wit tegen het grauwe noorden.
Annie M.G. Schmidt.